Rechtspraak
Nietigheid beslissing voorzitter raad i.s.m. gesloten stelsel van rechtsmiddelen
De raad heeft met juistheid geoordeeld dat de voorzittersbeslissing is genomen na ommekomst van de daarvoor in art. 46g lid 1 Adv.w. bepaalde termijn. Ter zitting heeft de raad als zijn voorlopig oordeel uitgesproken dat de voorzittersbeslissing op die grond als non-existent dient te worden beschouwd. Dat oordeel miskent dat ook in het advocatentuchtprocesrecht het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een gebrek als de voorzittersbeslissing aankleefde uitsluitend geldend kan worden gemaakt door aanwending van het tegen die beslissing openstaande rechtsmiddel (vgl. voor het burgerlijk procesrecht HR 13 september 1991, NJ 1991, 767). Datzelfde geldt indien de voorzittersbeslissing onbevoegdelijk zou zijn genomen, zoals de raad heeft geoordeeld in zijn beslissing die het voorwerp vormt van het onderhavige hoger beroep.