Rechtspraak
Evidente feitelijke onjuistheid; gegrond zonder maatregel is ook een veroordeling
Verzoeker heeft het herzieningsverzoek gebaseerd op het navolgende. Het hof heeft in zijn dragende overwegingen de onjuiste aanname gehanteerd dat de notaris die (in 2009) de ontvlechting van de gemeenschappen van de broers heeft uitgevoerd, kantoorgenoot van verzoeker was. Verzoeker voert aan dat deze aanname onjuist is en dat noch verzoeker, noch klager in de stukken hebben gesteld dat de notaris een kantoorgenoot van verzoeker zou zijn. In hoger beroep heeft klager slechts gesteld dat de notaris en verweerder oud-kantoorgenoten zijn. Zij zijn inderdaad van 1987 tot 1992 kantoorgenoten geweest. De gegrondverklaring van de klacht is derhalve gebaseerd op een evident onjuist feit, wat in de tuchtzaak niet eerder aan de orde is gesteld en waarop geen hoor en wederhoor is toegepast. In de brief van de gemachtigde van klager wordt erkend dat verzoeker en de notaris na 1992/1993 geen kantoorgenoten meer waren.
(…) Het hof heeft de gegrondverklaring van de klacht echter gebaseerd op de stelling dat verzoeker en de notaris (ook thans nog) kantoorgenoten zouden zijn. Zulks betekent dat de gegrondverklaring van de klacht tegen verzoeker is gebaseerd op een evidente feitelijke onjuistheid en partijen zijn over deze stelling niet gehoord en hebben zich daar dan ook niet over kunnen uitlaten. De beslissing is dan ook tot stand gekomen met schending van het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor en kan derhalve niet in stand blijven. Weliswaar is door het hof aan verzoeker geen maatregel opgelegd, maar de gegrondverklaring van de klacht staat gelijk aan een veroordeling van klager, welke op grond van het hiervoor overwogene niet in stand kan blijven.