Naar boven ↑

Rechtspraak

Taalgebruik

(…) Hij kwalificeert zelf zijn schrijfstijl als “aanvallend”. Het hof deelt die kwalificatie niet. Vastgesteld moet worden dat, nadat verweerder in de zaak was betrokken, het e-mail verkeer niet alleen maar was gericht op de zaak maar tevens opmerkingen bevatte, die betrekking hadden op het persoonlijk functioneren van de advocaat. De raad heeft terecht in zijn beslissing overwogen dat de kwalificaties “ronduit lomp” en “Stellingen als (…) kunnen dan ook niet anders kunnen worden gekwalificeerd als leugens “ongepast zijn in het verkeer tussen advocaten. In het algemeen bevordert een dergelijke communicatie (mede) gericht op de persoon van de advocaat niet de oplossing van een geschil tussen de cliënten van de raadslieden en levert het ook geen bijdrage aan een sfeer van onderlinge welwillendheid en vertrouwen. Het taalgebruik van verweerder heeft dan ook niet bijgedragen aan de behandeling van de zaak. Toch is het hof van oordeel dat de wijze van communiceren van verweerder in deze zaak onvoldoende grond oplevert voor ingrijpen door de tuchtrechter omdat deze uitingen mede in de context moeten worden gezien van de wederzijdse irritaties die waren ontstaan door de druk die de ene partij heeft ervaren door steeds op een heel korte termijn te moeten reageren en anderzijds door de vrees bij de andere partij dat de zaak (bewust) vertraagd werd.