Naar boven ↑

Rechtspraak

Rechtshulpverlener

(…) neemt het hof – (…) – tot uitgangspunt dat gedragsregel 18 (25 nieuw) – in de afdeling Betrekkingen tussen advocaten – niet analoog van toepassing is op de betrekking tussen een advocaat en een rechtshulpverlener, die geen advocaat is. Evenals tegenover andere derden dient een advocaat zich tegenover een rechtshulpverlener behoorlijk te gedragen en de gewone fatsoensnormen in acht te nemen. Voor de tuchtrechter staat derhalve slechts ter beoordeling de vraag of de advocaat in dat opzicht enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt te verwijten valt. Nu onweersproken is dat klager zich ten aanzien van verweerster en haar cliënte in de onderhavige zaak een aantal keren weinig fatsoenlijk heeft gedragen is het naar het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk dat verweerster klager niet bij de overdracht van de gereedschappen wilde hebben. In geen geval valt in te zien dat verweerster met het stellen van die voorwaarde gehandeld heeft zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt en daardoor de grens van de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid heeft overschreden.