Naar boven ↑

Rechtspraak

Welwillend versus partijdigheid

Het hof stelt bij de beoordeling van de klachtonderdelen en de daartegen gerichte verweren voorop dat de Gedragsregels mede dienen tot de instandhouding van een onderlinge verhouding binnen de beroepsgroep die gebaseerd is op welwillendheid en vertrouwen. Dit draagt bij aan een goede beroepsuitoefening. Anderzijds vereist die beroepsuitoefening dat het te dienen partijbelang daaraan niet ondergeschikt wordt gemaakt. Partijdigheid is immers en kernwaarde van de advocatuur. Steeds zal daarom in een mogelijk spanningsveld tussen een welwillende confraternele verhouding en het partijbelang van de advocaat verlangd worden hierin een zorgvuldige afweging te maken waarbij de omstandigheden van de te behandelen zaak mede bepalend zijn.

In deze zaak acht het hof het van belang om mede in aanmerking te nemen dat in het onderliggend geschil (een twist over de eigendom van en zeggenschap over een olieconcern en haar deelnemingen) in verschillende landen door meerdere advocatenkantoren wordt opgetreden en waarbij zeer grote partijbelangen op het spel staan. 

Voorts neemt het hof in aanmerking dat naast de vereiste confraternaliteit de vrijheid die de advocaat in zijn (partijdig) optreden kent mede begrensd wordt door de beginselen van een behoorlijke procesorde. Deze zijn ook van toepassing op het beroepsmatig optreden in rechte.