Naar boven ↑

Rechtspraak

Optreden voor vrouw in Marokko, gemachtigde

(…) valt hetgeen de raad (…) overweegt niet te rijmen met gedragsregel 35 (vervallen) waarin immers tot uitdrukking wordt gebracht dat ook van een tussenpersoon een opdracht mag worden aanvaard en zelfs zonder uitdrukkelijke ‘formele’ machtiging (vgl. HvD 13 mei 2013, 6510). Het hof merkt in dit verband op dat verweerster onbetwist heeft gesteld dat de broer van de vrouw naar Marokkaans recht bevoegd was namens de handelingsonbekwame vrouw op te treden, nu hij daartoe gemachtigd was door de moeder van de vrouw als haar wettelijk vertegenwoordiger. Wel is juist, (…), dat verweerster al in de eerste brief aan klager tot uitdrukking had dienen te brengen dat zij niet door de vrouw, maar door de broer van de vrouw was benaderd. Gelet evenwel op het karakter van die eerste brief (namelijk een kennisgeving van optreden als advocaat) en het feit dat klaagster kort na deze brief de fout heeft hersteld en haar verontschuldigingen heeft aangeboden, is het hof van oordeel dat er slechts sprake is van een ongelukkige misslag maar niet van een onbehoorlijke gedraging als bedoeld in artikel 46 Adv.w.