Rechtspraak
Executie zonder titel
De vraag of de cliënte van klager aansprakelijk is voor de door de cliënte van verweerder gestelde schade naar aanleiding van het gelegde conservatoire derdenbeslag, is nog niet door de civiele rechter beslist. Vast staat dat deze vraag geen onderwerp van geschil is geweest in de procedure bij de kantonrechter en het gerechtshof op grond waarvan de cliënte van verweerder na verrekening aanspraak kon maken op een bedrag van € 69.964,48. In het arrest is de verrekening van het voor en tussen partijen vaststaand bedrag uitdrukkelijk vermeld. Het vonnis en het arrest geven de titel op basis waarvan er geëxecuteerd kan worden indien de partij die moet betalen niet aan zijn betalingsverplichting voldoet. Verweerder valt er geen verwijt van te maken dat hij in zijn faxbericht van 15 september 2010 heeft geprobeerd de vermeende vordering van zijn cliënte op de wederpartij te verhalen, doch na de uitdrukkelijke betwisting van deze vordering en de betaling door de cliënte van klager van het op grond van het vonnis en het arrest na verrekening verschuldigde bedrag, had verweerder geen executoriale titel meer op grond waarvan hij de vermeende, doch betwiste en nog niet in rechte vastgestelde vordering kon innen. Door desondanks het arrest aan de cliënte van klager te laten betekenen en de executie aan te zeggen, heeft verweerder misbruik van zijn bevoegdheid gemaakt en daarvan valt hem een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De advocaat dient immers van de hem toegekende positie en voorrechten op de juiste wijze gebruik te maken, hetgeen verweerder in de onderhavige zaak niet heeft gedaan. Dat verweerder na betekening de executie niet heeft doorgezet en het executie kortgeding heeft afgewacht, maakt dit niet anders. Verweerder heeft met zijn evident onjuiste handelwijze de cliënte van klager op onnodige kosten gejaagd.