Naar boven ↑

Rechtspraak

Inhoud beroepschrift tegen de wil van de opdrachtgever, onder omstandigheden i.c. geoorloofd

Ter zitting van het hof is blijkens de in zoverre gelijkluidende verklaringen van partijen komen vast te staan dat verweerder het beroepschrift heeft ingediend ofschoon hij wist dat klaagster niet wilde dat het werd ingediend in de vorm die het had toen hij het indiende. (…)

Verweerder betoogt evenwel dat op hem tevens de verplichting rustte om ertegen te waken dat het neerleggen van de opdracht onherstelbaar nadeel aan klaagster zou toebrengen. Dit is juist (en tevens verwoord in gedragsregel 9 lid 3 (14 nieuw)), en evident is dat zulk nadeel dreigde: de appeltermijn van vijf dagen was inmiddels reeds nagenoeg verstreken. Gegeven dat conflict van plichten kan het hof alleszins billijken dat verweerder, ondanks het onoverbrugbare verschil van mening over de inhoud van het beroepschrift, niet op dat moment zijn opdracht heeft teruggegeven, maar het beroepschrift heeft ingediend in de vorm die naar zijn inzicht het belang van klaagster optimaal diende. Het hof acht in dat verband mede van belang dat verweerder zich, na de indiening van het beroepschrift maar voor de mondelinge behandeling van het beroep, bereid verklaard heeft de zaak desgewenst aan een andere advocaat over te dragen.