Rechtspraak
Geen opdracht dochter
Het hof is van oordeel dat verweerder met het in rechte optreden namens de meerderjarige dochter zonder van haar daartoe een opdracht te hebben ontvangen, in ernstige mate in strijd heeft gehandeld met wat een behoorlijk advocaat betaamt. Hieraan doet niet af dat de dochter woonachtig was bij haar moeder. Dit klemt te meer daar verweerder vóór het indienen van de faillissementsaanvraag aan zijn cliënte een machtiging heeft gezonden ter ondertekening door de dochter en zich er derhalve van bewust was dat hij nog niet over een opdracht van de dochter beschikte. Wat er zij van de stelling van verweerder dat hij die machtiging uitsluitend zond met het oog op de mondelinge behandeling van het verzoekschrift door de rechtbank, verweerder had er hoe dan ook op bedacht moeten zijn dat hij niet een zo ingrijpend verzoek mocht doen zonder formele opdracht en al helemaal niet in deze (familie)omstandigheden.