Rechtspraak
Aanvoeren” van redelijke bezwaren
Tegen de beoordeling door de raad in r.o. 5.4 van verschillende aspecten van de redelijke bezwaren heeft verweerder aangevoerd dat klaagster deze omstandigheden niet heeft aangevoerd. Die grief slaagt niet. De raad heeft de door hem genoemde omstandigheden kunnen afleiden uit de stukken in het dossier. Dat is voldoende; nu in het tuchtrecht geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging kan niet steeds van klagers verwacht worden dat zij de concrete feiten en omstandigheden die zij van belang achten, met zoveel woorden aanvoeren als grondslag en onderbouwing van de “redelijke bezwaren”. Voldoende is in deze zaak dat de omstandigheden uit het dossier blijken en dat verweerder daar op heeft kunnen reageren en heeft gereageerd.