Rechtspraak
Als mediator
Het hof overweegt terzake dat de klacht van klager betrekking heeft op de werkzaamheden van klaagster als mediator op basis van een daartoe gesloten bemiddelingsovereenkomst. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Echter, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt (…) Het hof is van oordeel dat verweerster er op basis van hetgeen is besproken tijdens het mediationgesprek op 14 september 2011 en de wijze waarop klager in het mediationproces verder heeft gefunctioneerd, van uit kon en mocht gaan dat bij klager sprake was van een zodanige geestesgesteldheid dat hij tot waardering van zijn eigen belangen in staat was en in staat was zijn wil te bepalen (…) Verweerster heeft voorts, door bij aanvang van de mediation en blijkens het verslag van het mediationgesprek van 11 oktober 2011 tijdens dat gesprek klager en zijn [ex-]echtgenote er op te wijzen dat het hen vrij stond om advies te vragen aan een advocaat of aan een andere deskundige, klager voldoende op deze mogelijkheid gewezen en ruimte gelaten om zich tot een eigen adviseur te wenden.