Naar boven ↑

Rechtspraak

Toepasselijkheid

De kern van het standpunt waarop verweerder zich, ook in hoger beroep, baseert is dat hij in de contacten met klaagster en haar raadslieden voorafgaande aan de procedure bij de rechtbank, optrad namens curatoren. Die vertegenwoordiging brengt mee, volgens verweerder, dat het advocaten tuchtrecht niet op hem van toepassing was zodat het hem vrijstond in de procedure de rechter over die onderhandelingen en het resultaat van die onderhandelingen, zoals hij dat zag, te informeren. Volgens vaste rechtspraak van het hof brengt het in een andere hoedanigheid optreden, bijvoorbeeld als curator, niet mee dat de advocaat niet (meer) aan het tuchtrecht onderworpen is. Als de advocaat zich bij de vervulling van zijn taak als curator zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

Maar (…)

De hoedanigheid van curator geeft bijzondere verantwoordelijkheden en de gedragsregels 12 en 13 (26 en 27 nieuw) zijn niet zonder meer van toepassing op zijn taakvervulling. Dat betekent echter niet dat een curator de vrijheid heeft om nu eens zijn rol als curator te benadrukken en dan weer – al of niet stilzwijgend – te gaan optreden als advocaat in dezelfde zaak. Voor een door de curator ingeschakelde advocaat in de behandeling van een faillissement die stelt op te treden namens curatoren geldt dit evenzeer, tenzij die rolwisseling vooraf aan zijn wederpartij ondubbelzinnig bekend is gemaakt en deze in staat werd gesteld daar tijdig op te anticiperen.