Rechtspraak
Kantoorgeschil
De eerste grief houdt in dat de raad ten onrechte het beroep van verweerder op de niet-ontvankelijkheid van klaagster heeft verworpen. Verweerder wijst erop dat het tussen partijen niet gaat om een geschil tussen advocaten bij hun beroepsuitoefening, maar om een geschil tussen klaagster als werkgever en verweerder als werknemer, in welk geval alleen de burgerlijke rechter en niet de tuchtrechter bevoegd is (…)
Deze grief faalt. Het is vaste rechtspraak van het hof dat, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, het advocatentuchtrecht van toepassing blijft. Wel zal de tuchtrechter in een dergelijk geval slechts toetsen aan de beperkte maatstaf of het vertrouwen in de advocatuur door de gestelde gedragingen wordt geschaad. Het mag zijn dat verweerder het vertrouwen heeft geschonden dat klaagster in hem stelde in zijn hoedanigheid van haar kantoorgenoot/werknemer, maar niet valt in te zien dat verweerder alleen al daardoor het vertrouwen in de advocatuur heeft geschonden.