Rechtspraak
Privé-gedraging? Het publiek bewegen tot afgifte van geld
Verweerder heeft gesteld dat hij niet gehouden is om ten overstaan van de deken of de raad rekening en verantwoording af te leggen, dat de deken en de raad zich hebben gemengd in de privéaangelegenheden van verweerder, dat hij met zijn handelingen geen strafbare feiten heeft gepleegd en dat politie en justitie hierover niets van zich hebben laten horen.
Enige grief met de strekking dat verweerder niet onder een valse naam mensen heeft gevraagd om tegen vergoeding van een bedrag van € 100,‑ per maand hun bankrekening aan hem ter beschikking te stellen, kan niet in de appelmemorie worden gelezen. Daarmede staat dit feit ook in hoger beroep vast.
Het hof is van oordeel dat – los van de vraag of verweerder hiermede enige bepaling van het Wetboek van Strafrecht heeft overtreden – het onderhavige gedrag van verweerder, terwijl hij destijds het beroep van advocaat uitoefende, zodanig is dat daarmede het vertrouwen in de advocatuur en de eigen beroepsuitoefening van verweerder in ernstige mate is geschaad.