Naar boven ↑

Rechtspraak

Aanrijding

De raad heeft onder het kopje “ontvankelijkheid” het volgende overwogen:

“De raad stelt allereerst vast dat het geschil tussen klager en verweerder in beginsel een privé-aangelegenheid betrof. Verweerder heeft echter zowel in de strafrechtelijke- als in de civielrechtelijke kwestie, met zowel klager als diverse andere betrokken instanties, uitvoerig gecorrespondeerd op briefpapier van zijn kantoor en daarbij zijn beroepsuitoefening als advocaat uitdrukkelijk naar voren gebracht. De raad acht om die reden voldoende verband met de praktijkuitoefening van verweerder aanwezig om de klacht aan het advocatentuchtrecht te toetsen. De klacht zal derhalve ontvankelijk worden verklaard.”

Deze overweging miskent dat een klacht over een privé-gedraging van een advocaat steeds ontvankelijk is, maar slechts dan (vol) wordt getoetst aan de in art. 46 Adv.w. genoemde maatstaven indien daartoe voldoende aanknopingspunten met de praktijkuitoefening zijn; in andere gevallen geldt de beperkte maatstaf of de gedraging van de advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Wordt over meer dan één gedraging geklaagd, dan dient voor elk van die gedragingen afzonderlijk beoordeeld te worden of de eerste (volle) toetsing moet plaatsvinden, dan wel de tweede (beperkte) toetsing.

(HvD 6 december 2013, 6752 en 6753)