Rechtspraak
Geheimhouding, integriteit, grof in strijd met kernwaarden gehandeld
Het hof stelt evenals de raad voorop dat een advocaat een bijzondere positie in de rechtsbedeling vervult. Dat brengt voor een advocaat een zware verantwoordelijkheid mee om met zijn opdracht, privileges (als geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht) en bevoegdheden op zeer zorgvuldige wijze om te gaan. Zijn optreden dient een goede rechtsbedeling te bevorderen, niet alleen in het belang van zijn cliënt, maar ook in het openbaar belang. Een advocaat dient zich te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en dient zich te allen tijde te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Daarbij moet een advocaat zich houden aan de vijf kernwaarden die in artikel 10a, lid 1 Advocatenwet zijn geformuleerd. De door de rechtbank en het gerechtshof bewezen verklaarde handelingen van verweerster steken bij deze norm zeer schril af. (…) Zo is bewezen verklaard dat zij brieven en beschikkingen van rechtbanken, van de Raad van Arbitrage voor de bouw en van de Raad van State heeft vervalst (of door medewerkers van haar kantoor in haar opdracht heeft laten vervalsen) en het tegenover haar cliënten heeft doen voorkomen dat gigantische bedragen aan depot voor deskundigenonderzoeken, voor advieswerkzaamheden of voor waarborgsommen moesten worden betaald. Zij heeft diverse facturen met hoge bedragen voor procureurswerkzaamheden vervalst en aan haar cliënten doorbelast, een aan haar door een wederpartij overgemaakt groot depotbedrag niet aan haar cliënt doorbetaald en niet terug gestort aan de wederpartij, en bij een juwelier, bij wie zij voor grote bedragen reeds sieraden had gekocht en betaald, opnieuw sieraden gekocht maar deze niet betaald noch de sieraden terug gegeven. Daarnaast is vastgesteld dat van de bankrekening van verweersters holding grote bedragen zijn betaald voor auto’s, modeartikelen, een boot, sieraden en een poppenhuis (…). Uit hetgeen zojuist is overwogen vloeit reeds voort dat het verzoek van verweerster tot aanhouding van de tuchtzaak totdat de Hoge Raad heeft beslist op het cassatieverzoek, wordt afgewezen. Immers ook als haar cassatiemiddelen zouden slagen doet dat niet af aan de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van de vaststaande feiten (…). Op het optreden van verweerster past geen andere reactie dan haar schrapping van het tableau, nu verweerster gedurende lange tijd zeer grof in strijd met de kernwaarden van de advocatuur heeft gehandeld en daarbij cliënten ernstig heeft benadeeld.