Rechtspraak
Verstrekken medische stukken door advocaat wederpartij aan zijn cliƫnt
Het doorzenden van het medisch dossier van klaagster door verweerder aan Y., is een vorm van verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in art. 1 aanhef en sub b van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Een zodanig dossier bevat persoonsgegevens betreffende iemands gezondheid, waarvan de verwerking behoudens uitzonderingen is verboden (art. 16 Wbp). In de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen (verder: de Gedragscode), waarmee het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) op de voet van art. 25 Wbp heeft ingestemd, is bepaald dat het verzamelen van gegevens omtrent iemands gezondheid is voorbehouden aan personen die deel uitmaken van de “functionele eenheid”, en dat het verzamelen van dergelijke gegevens bij anderen dan de betrokkene slechts zal plaatsvinden nadat de betrokkene daartoe een machtiging heeft verstrekt (par. 6.1.1 en 6.1.3). De “functionele eenheid” wordt in par. 2 sub k omschreven als de groep van personen die op directe wijze betrokken is bij het doel waarvoor de medische gegevens zijn gevraagd of verstrekt. In dit geval rijst de vraag of Y., als externe medische specialist tot de “functionele eenheid” is gaan behoren doordat verweerder, die als advocaat van de verzekeraar wel tot die kring kan worden gerekend, (zonder toestemming van klaagster) aan Y., medische gegevens van klaagster heeft verstrekt. Hoewel op deze vraag in de rechtspraak (nog) geen eenduidig antwoord is gegeven neigt het hof ertoe te oordelen dat het verbod van verwerking van persoonsgegevens, gezien de strekking van de regeling, strikt moet worden opgevat en dat het voorleggen door verweerder van het medisch dossier van klaagster aan Y., als extern specialist – behoudens toestemming – wordt verboden door art. 16 Wbp. Van toestemming door klaagster hiervoor was geen sprake; een specifieke toestemming ontbreekt zeker en onder de algemene machtiging van 4 oktober 1994 kan deze toestemming niet worden gebracht, gelet op de beperkte geldigheidsduur en de daaraan gestelde voorwaarden (…). Daarmee acht het hof de verweten handelwijze van verweerder onjuist en jegens klaagster onzorgvuldig. Verweerder heeft daarmee de belangen van klaagster geschaad terwijl daarmee geen enkel redelijk doel van zijn cliënt gediend was; verweerder had zonder bezwaar aan klaagster een machtiging kunnen, en moeten, vragen. Ook als het verstrekken van het medisch dossier van klaagster aan Y., niet zou vallen onder het verbod van art. 16 Wbp zou naar het oordeel van het hof de zorgvuldigheid in elk geval hebben gevergd dat verweerder klaagster vooraf over de voorgenomen voorlegging van haar dossier aan Y., en het doel daarvan, zou hebben geïnformeerd.