Rechtspraak
“Praktijk voeren”, twee kantoorruimten
Het bezwaar betreft de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door slechts met het oogmerk van financieel gewin – namelijk om gebruik te kunnen maken van de Haarlemse piketregeling, waaronder Schiphol valt – gedurende ruim twee jaar in strijd met art. 12 van de Adv.w gepretendeerd heeft kantoor te houden in Haarlem.
De tegen dit oordeel gerichte grief is gegrond. Het hof stelt daarbij voorop dat artikel 12 Advw er niet aan in de weg staat dat een advocaat in twee arrondissementen kantoorruimten huurt en vanuit beide werkt, mits maar vanuit één, en niet meer dan één van die ruimten praktijk wordt gevoerd. Met praktijkvoeren wordt bedoeld het voor de buitenwereld kenbaar voeren van praktijk, zoals het ontvangen van cliënten en het aanhouden van het adres voor post, telefoon en fax. Het enkele feit dat een advocaat ook wel elders werkt (in de beperkte zin, derhalve voor de buitenwereld niet kenbaar, zoals het lezen en opstellen van stukken alsmede het beantwoorden van doorgeschakelde of mobiele telefoontjes), betekent niet dat op dat adres kantoor wordt gehouden in de zin van art. 12 Adv.w.
Naar het oordeel van het hof is door de deken onvoldoende onderbouwd dat verweerder in 2009 zijn praktijk feitelijk niet naar Haarlem zou hebben verhuisd. De omstandigheden dat verweerder privé niet is verhuisd (en in Amsterdam is blijven wonen) en dat hij geen parkeervergunning had voor de stad Haarlem dragen het verwijt niet, zeker niet tegenover de door verweerder overgelegde huurovereenkomst en verklaringen van cliënten. De deken noemt bovendien geen feiten die de conclusie rechtvaardigen dat verweerder praktijk is blijven voeren in Amsterdam.
Vorenstaande neemt niet weg dat verweerder, na enige tijd in Haarlem te hebben gepraktiseerd, zijn kantoor weer kan hebben terugverhuisd naar Amsterdam, maar dit niet, althans niet tijdig, te hebben gemeld en de Haarlemse piketregeling is blijven benutten. Verweerder heeft ter zitting desgevraagd geantwoord dat hij sedert november 2010 een (veel) lagere huurprijs betaalt voor de huur van het kantoor in Haarlem en dat hij vanaf mei 2011 kantoorruimte huurt in Amsterdam, maar dat hij in Haarlem is blijven praktiseren en dat hij zich eerst in februari 2012 in Amsterdam heeft ingeschreven. De deken heeft aangegeven dat hij kort vóór 15 februari 2012 heeft vastgesteld dat verweerder niet meer kantoor hield in Haarlem. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de stelling van verweerder dat hij in de periode tussen mei 2011 en begin februari 2012 in Haarlem kantoor hield, onjuist zou zijn. Aan het verzoek van de Haarlemse deken aan de Amsterdamse deken om te onderzoeken of verweerder in Amsterdam kantoor hield, is geen gevolg gegeven. Wel heeft de Haarlemse deken kort voor 15 februari 2012 geconstateerd dat de verhuurder van het kantoor in Haarlem post voor verweerder doorzond naar het Amsterdamse kantooradres. In aanmerking nemende dat met een verhuizing enige tijd gemoeid is, kan dit feit het verwijt niet dragen.