Naar boven ↑

Rechtspraak

Witwassen

(…) dat er voldoende aanwijzingen voor verweerder waren om te veronderstellen dat er sprake zou kunnen zijn van een schijnovereenkomst, in de eerste plaats daarop gebaseerd dat het bij de transactie van 25 maart 2010 ging om een betaling van een bedrag van € 2.000.000,- in contanten. Dat is op zichzelf al dusdanig ongebruikelijk dat dit voor verweerder aanleiding had moeten zijn om zijn cliënt X nadrukkelijk te bevragen naar de herkomst van deze gelden, temeer daar het verweerder bekend was dat de curator in het faillissement van de vennootschap van X, kort voor de contante betaling door X aan Y van € 2.000.000,-, X als bestuurder aansprakelijk wilde stellen (…).