Naar boven ↑

Rechtspraak

Misleiden rechter en witwassen

Verweerder heeft aldus een kort geding geëntameerd tegelijkertijd in opdracht van zijn cliënt als tegen hem. Dit is geen gebruikelijke gang van zaken. De voorzieningenrechter is daarvan niet van op de hoogte gesteld. Een (aannemelijke) verklaring voor deze handelwijze – het terugtreden als civiel advocaat voor P.R. ten behoeve van het voeren van het kort geding namens de Stichting (verweerder bleef fiscaal gemachtigde van P.R.) en het verzwijgen dit mee te delen aan de voorzieningenrechter – is niet gegeven. (…) Het vorenstaande kan tot geen andere conclusie leiden dat hier een kortgedingprocedure is gevoerd met het oog op het verkrijgen van een (legitiem ogende) executoriale titel jegens derden, in het bijzonder het OM voor het bezit van inbeslaggenomen geld, hoewel er in de strafzaak tegen P.R. zwaarwegende aanwijzingen lagen voor het bestaan van een illegale titel. Verweerder wist dit omdat hij op de hoogte was van voornoemde feiten.

Het hof is van oordeel dat verweerder bij de aanvaarding van de opdracht, en ook nadien, zonder meer, althans redelijkerwijs tot de conclusie had moeten komen dat er sterke aanwijzingen bestonden om aan te nemen dat het kort geding zou dienen ter afscherming van onwettige activiteiten, namelijk het bezit van geld met een criminele signatuur, en de bewuste gelden te voorzien van een legitieme titel (witwassen).