Rechtspraak
Twijfel over onafhankelijkheid
Verweerder en dit Centrum zijn gehuisvest in hetzelfde kantoorpand en hadden zakelijke contacten. Bij de deken rezen twijfels over de onafhankelijkheid van verweerders praktijkvoering en de vertrouwelijkheid van de aan hem toevertrouwde gegevens (…).
De (opvolgend) deken heeft naar aanleiding van gesprekken met verweerder geconstateerd dat voor het aannemen van schending van de samenwerkings-verordening thans onvoldoende grond bestaat. De deken heeft verklaard dat hij wel zorgen heeft over de manier van samenwerking. Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de deken gesteld dat de manier waarop verweerder werkt een potentiële bedreiging kan zijn voor zijn onafhankelijkheid. Die bedreiging zou mede voortkomen uit het rommelig vastleggen van de opdracht (is de materiële cliënt of het Centrum opdrachtgever en aan wie wordt gefactureerd?) De deken meent dat meer duidelijkheid op deze punten gewenst is opdat de onafhankelijkheid niet in het gedrang komt. Het te beoordelen dekenbezwaar houdt in dat verweerder weigert zijn onafhankelijkheid van het centrum te borgen. Nu niet gebleken is dat verweerder zijn onafhankelijkheid jegens het Centrum niet of onvoldoende in acht neemt, kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden inhoudende dat hij weigert zijn onafhankelijkheid verder te borgen. Bemerkingen van de deken over de precieze wijze van vastleggen van afspraken omtrent de opdracht en facturering zijn niet in het dekenbezwaar begrepen en kunnen om die redenen niet tot een andersluidend oordeel leiden.
(HvD 7 juli 2014, 6494)