Naar boven ↑

Rechtspraak

Overleggen aan de deken van geheim te houden stukken

Het hof stelt voorop dat, anders dan klagers betogen, het gedrag van de advocaat niet als onbetamelijk kan worden gekwalificeerd door het enkele feit dat hij in strijd met de wet en/of een rechterlijke beslissing handelt. In de onderhavige procedure kan worden vastgesteld dat verweerster het, kennelijk met het oog op het voeren van een behoorlijk verweer in de eerste klachtprocedure, nodig heeft gevonden het gehele procesdossier van de enquête-procedure, waaronder de Aanvulling op Verslag, aan de deken ter hand te stellen. Verweerster heeft haar handelwijze gerechtvaardigd door er op te wijzen dat zij het dossier heeft overgelegd teneinde een zo volledig mogelijk beeld van de zaak te geven. Het hof is van oordeel dat verweerster zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat overlegging van de Aanvulling op Verslag aan de deken in de gegeven omstandigheden nodig was voor een goede verdediging in de tuchtrechtprocedure. Door aldus te handelen heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in art. 46 Adv.w. Dat verweerster in strijd heeft gehandeld met de verbodsbepaling als bedoeld in art. 2:353 BW staat aan dit in de tuchtrechtprocedure gegeven oordeel niet in de weg.

(HvD 30 mei 2016, 150153)