Naar boven ↑

Rechtspraak

De voorzitter is van oordeel dat – voor zover de klacht ziet op de stelling dat verweerder onterecht een procedure tegen mr. S. is begonnen –  de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. Klagers hebben echter aangegeven dat de klacht met name ziet op het feit dat verweerder tijdens deze procedures heeft verklaard dit in het belang van de cliënten van mr. S. te doen. Klagers menen dat het hem niet was toegestaan een dergelijke mededeling te doen zonder hierover een mandaat te hebben, dan wel in ieder geval niet zonder voorafgaand overleg hierover met de cliënten vanmr. S. Klagers hebben, uitsluitend ten aanzien van dit punt, wel een rechtstreeks belang, zodat zij ten aanzien van dit onderdeel van de klacht ontvankelijk zijn.

Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij in de betreffende klachtprocedure tegen mr. S enkel het belang van de cliënten in algemene zin heeft bedoeld. Indien de deken van oordeel is dat een advocaat zich niet of onvoldoende aan de voor hem of haar geldende regelgeving houdt, staat het de deken vrij hierover een klacht of een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet in de te dienen bij de Raad van Discipline, waarbij het hem overigens ook vrij staat aan te geven dat een bepaalde handelwijze van een advocaat niet in het (algemene) belang van zijn cliënten is. Hierover hoeft hij geen overleg te hebben met de individuele cliënten van de betreffende advocaat, noch hoeft hij hiervoor een mandaat van de (betreffende) cliënten te hebben. 

Klacht deels kennelijk niet ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond.