Naar boven ↑

Rechtspraak

Klachtonderdelen a en b zien op de verleende rechtsbijstand van verweerster aan klaagster in 2010. Klaagster heeft geen verschoonbare reden aangevoerd, waarom zij vijf jaar heeft gewacht met het indienen van een klacht. Deze klachtonderdelen zijn gelet op artikel 46g lid 1 Advocatenwet niet-ontvankelijk.

 

 Wel blijkt dat verweerster klaagster per e-mail van 11 juni 2009 op de hoogte heeft gesteld van haar uurtarief van € 205,-- exclusief BTW voor het geval de raad voor rechtsbijstand de toevoeging zou intrekken wegens het in de zaak behaalde resultaat. Klaagster was derhalve van het uurtarief van verweerster op de hoogte. In 2012 is middels een hercontrole vastgesteld dat klaagster een onjuist inkomen heeft opgegeven. Dit kan verweerster niet met succes worden verweten.. Het was de verantwoordelijkheid van klaagster en niet van verweerster om het correcte inkomen op te geven. Indien voorts juist zou zijn dat verweerster klaagster destijds niet heeft gewezen op de mogelijkheid van een peiljaarverlegging zou dit in die zin geen verschil maken dat  een peiljaarverlegging eerst aan de orde is wanneer een eerste aanvraag voor een toevoeging op basis van het opgegeven inkomen wordt afgewezen.

 

Klacht deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond.