Rechtspraak
Klager verwijt verweerder dat hij de werkgever van klager – een universiteit – bij brief van 8 september 2016 heeft aangeschreven om zich te beklagen over het optreden van klager als gemachtigde in een kantonprocedure. Volgens klager is verweerder met die brief over de schreef gegaan door daarin evident valse beschuldigingen aan het adres van klager op te nemen, namelijk: dat klager zich voordeed als advocaat, die bovendien mogelijk handelde uit naam van de universiteit. De raad is van oordeel dat er onvoldoende grond was voor de beschuldiging dat klager zich (ten onrechte) zou voordoen als advocaat. Uit de toon en inhoud van de brief van 8 september 2016 leidt de raad af dat het voornaamste doel van verweerder kennelijk was om (de reputatie van) klager te schaden. Berisping.