Rechtspraak
Naar aanleiding van een eerder door de deken verzochte rapportage op grond van artikel 60c Advocatenwet heeft de deken een verzoek op grond van artikel 60b Advocatenwet ingediend. Daarbij verzoekt hij om verweerder voor onbepaalde tijd te schorsen en de rapporteur te benoemen als bijzonder curator om de lopende dossiers onder te brengen bij andere advocaten en alle overige voorzieningen te treffen die de raad en de rapporteur nodig achten. De raad is van oordeel dat verweerder niet voldoet aan de normen van een goede praktijkvoering en niet in staat blijkt te zijn om voor zijn eigen belangen als advocaat op te komen. Hij toont geen inzicht in zijn tekortkomingen op het gebied van zijn kantoororganisatie, de communicatie en zijn verantwoordelijkheid als advocaat en neemt relevante kritiek niet serieus; niet is gebleken dat verweerder na het bezoek van de deken in juli 2015 belangrijke maatregelen heeft getroffen. Ook het gedrag van verweerder bij gelegenheid van de behandeling van dit verzoek door de raad laat datzelfde patroon zien. Dit alles doet, gelet op deze attitude van verweerder, vrezen voor zijn behartiging van de belangen van rechtzoekenden. Die ernstige zorgen over verweerder worden inmiddels bevestigd door oplegging in de afgelopen korte tijd aan hem van drie berispingen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder het door de rapporteur geschetste beeld en zijn conclusies op geen enkele wijze kunnen ontkrachten. De raad schorst verweerder vooralsnog voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk als advocaat en benoemt de voormalige rapporteur tot bijzondere curator.