Naar boven ↑

Rechtspraak

Voorzittersbeslissing. 1. Verwijt dat verweerder klager in 2003 en 2004 niet op de hoogte zou hebben gehouden van de ontwikkelingen in de strafzaak van klager. De klacht is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk, aangezien uit de stukken blijkt dat klager reeds in 2009 op de hoogte was van de inhoud van het Europees Arrestatiebevel en van het feit dat verweerder, althans zijn toenmalige kantoorgenoot, cassatie had ingesteld. Klager heeft in 2013 een klacht ingediend tegen verweerder. Derhalve is de redelijke termijn voor het indienen van een klacht geschonden. 2. Verwijt dat verweerder niet heeft gereageerd op door klager verzonden brieven en e-mails uit 2009 en 2012. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond, aangezien uit de door klager toegezonden stukken niet blijkt niet om hoeveel brieven en e-mailberichten het zou gaan. Daarnaast zijn geen afschriften van deze vermeende correspondentie overgelegd. Op basis van de stukken kan de juistheid van deze door klager gemaakte verwijten derhalve niet worden vastgesteld. Daarnaast betwist verweerder het bestaan van deze correspondentie.