Naar boven ↑

Rechtspraak

Beslissing op verzet. Klacht in verband met opdracht tot advisering door verweerder in een aangelegenheid betreffende een mogelijke strijdigheid met de Wet op de kansspelen. Het verwijt dat aan klager door het werk van verweerder dubbele kosten in rekening zijn gebracht en daarnaast dat het verweerder, gelet op de factuur en de correspondentie niet duidelijk is wie de opdrachtgever is.

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Het verzet wordt buiten de oude wettelijke termijn van 14 dagen ingesteld, maar de raad acht de termijnoverschrijding verschoonbaar omdat de griffier per abuis de nieuwe wettelijke verzettermijn van 30 dagen had meegedeeld. Het verzet is ontvankelijk. De raad oordeelt dat de voorzitter weliswaar een onderdeel van de klacht niet heeft benoemd en beoordeeld, maar dat in de in de uitspraak genoemde omstandigheden aanleiding wordt gevonden te oordelen dat de omissie van de voorzitter van onvoldoende gewicht is om gedeeltelijke gegrondverklaring van het verzet te rechtvaardigen.

De raad verklaart het verzet ongegrond.