Rechtspraak
Verwijten dat verweerster: a) geheime overleggen heeft gevoerd met de IND, b) meer de belangen van de wederpartij heeft gediend dan de belangen van klager, c) negatieve uitspraken over klager en diens echtgenote heeft gedaan, d) heeft ontkend dat klager betalingen aan verweerster heeft verricht, en e) ten onrechte beslag heeft laten leggen. Klachtonderdelen a) t/m d) zijn ongegrond, nu klager zijn stellingen naar aanleiding van de gemotiveerde betwisting door verweerster niet nader heeft onderbouwd. Het in deze klachtonderdelen gestelde is niet komen vast te staan. Ten aanzien van klachtonderdeel e) overweegt de raad dat vaststaat dat verweerster lopende het verzet de deurwaarder in haar bericht van 13 november 2014 de opdracht heeft gegeven om over te gaan tot het leggen van beslag, welk beslag ook onder UWV gelegd is. Vaststaat dat in verband met het nog lopende verzet bij de rechtbank nog geen beslag gelegd had mogen worden aangezien de beschikking van de president van de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad was. Verweerster heeft door de deurwaarder opdracht te geven beslag te leggen – ondanks dat zij wist van het verzet –, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Daaraan doet niet af dat klager geen schade zou hebben geleden, zoals verweerster heeft gesteld maar klager heeft betwist. Derhalve is dit klachtonderdeel gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.