Rechtspraak
Beslissing op verzet. Met betrekking tot het verwijt dat ziet op de vermeende mishandeling van klager door de echtgenoot van verweerster, welk klachtonderdeel door de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard, overweegt de raad als volgt. Verweerster is als advocaat verantwoordelijk voor het op haar kantoor werkzame aan haar ondergeschikte personeel. Onjuist handelen van haar echtgenoot – in zijn hoedanigheid van medewerker van het advocatenkantoor – is in de gegeven omstandigheden aan verweerster toe te rekenen. De verklaringen van klager en verweerster over wat er zich op 17 februari 2015 heeft afgespeeld, zijn echter zodanig met elkaar in strijd dat niet kan worden vastgesteld dat het incident zich heeft afgespeeld op de wijze zoals door klager is beschreven. Derhalve zal de raad dit klachtonderdeel ongegrond verklaren. Met betrekking tot de overige klachtonderdelen onderschrijft de raad de beoordeling van de voorzitter en maakt de raad deze tot de zijne. In het verzet is niet gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat de raad tot een ander oordeel komt. Het verzet is in zoverre ongegrond.