Naar boven ↑

Rechtspraak

Klager verwijt verweerster dat: a) zij het in de procedure in het hoger beroep, door klager ingesteld tegen de loonbeschikking, heeft doen voorkomen alsof zij namens een aantal erfgenamen optrad, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was; b) zij een bedrag van ongeveer € 360.000,- van de rekeningen van de vennootschap waarin zij en klager vereffenaar waren, heeft afgenomen zonder hierover rekening en verantwoording af te leggen; c) zij bij voortduring onconfraterneel gedrag vertoont, mede door het indienen van klachten tegen klager. Klachtonderdeel a) is gegrond. Verweerster heeft innerlijk tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Het had op de weg van verweerster gelegen om een bevestiging van de aan haar verleende opdracht te overleggen. De raad kan niet feitelijk vaststellen dat aan verweerster een mandaat is verleend, hetgeen voor haar risico dient te komen. Klachtonderdeel b) heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van vereffenaar. Klager heeft bij dit klachtonderdeel thans geen financieel belang meer, nu de nalatenschap reeds is afgewikkeld. Dit klachtonderdeel is niet-ontvankelijk. Klachtonderdeel c) is ongegrond. Het stond verweerster vrij om een klacht tegen klager in te dienen. Maatregel: berisping. Kostenveroordeling EUR 1.000 t.g.v. NOvA.