Naar boven ↑

Rechtspraak

Beslissing op Verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager meent dat verweerder een onderzoek had moeten instellen naar de wijze waarop zijn cliënte, voor zover de bescheiden door zijn cliënte aan hem waren verstrekt, in het bezit van die bescheiden is gekomen. Verweerder heeft geweigerd de vragen met betrekking tot de wijze waarop zijn cliënte aan een medisch document van haar moeder was gekomen, te beantwoorden. Verweerder heeft gesteld dat zijn cliënte in deze kwestie geen openheid van zaken wenste geven en heeft zich vervolgens beroepen op zijn geheimhoudingsverplichting jegens zijn cliënte.De voorzitter is van oordeel dat verweerder zich in deze mocht beroepen op zijn geheimhoudingsverplichting. Zijn cliënte mocht erop vertrouwen dat hij de door haar verstrekte informatie niet aan klager zou doorgeven. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond bevonden. De raad ziet wel aanleiding de gronden daartoe aan te vullen en stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat, ook al zou op de wijze van verkrijging van een bewijsstuk wat zijn aan te merken, dit dan nog niet betekent dat een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door dit stuk in een civiele procedure over te leggen. Het is immers aan de rechter voorbehouden om, indien de wederpartij tegen overlegging van een bewijsstuk bezwaar maakt, te oordelen over de toelaatbaarheid daarvan, waarbij hij rekening zal houden met alle relevante omstandigheden van het geval, zoals de ernst van de door de wijze van verkrijging gemaakte inbreuk op de rechten van de partij die zich tegen de overlegging verzet en het gewicht van het belang dat de andere partij, gelet op de inhoud van het stuk, heeft bij die overlegging. Een advocaat die een hem door zijn cliënt ter beschikking gesteld bewijsstuk in het geding brengt, zal dan ook, behoudens bijzondere omstandigheden, in het algemeen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. In het onderhavige geval is naar het oordeel van de raad geen sprake van bijzondere omstandigheden en had verweerder bovendien - gelet op de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting - een redelijk belang bij het in het geding brengen van dit medische stuk. Verzet ongegrond.