Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht tegen advocaat wederpartij. Klaagster had voordat zij gedagvaard werd gesommeerd dienen te worden door verweerder. Door dit na te laten heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit kalchtonderdeel is gegrond. Nu verweerder het tweede klachtonderdeel heeft betwist en klaagster geen nadere onderbouwing heeft gegeven, is niet aannemelijk geworden dat verweerder wist, althans behoorde te weten dat de door hem verstrekte gegevens onjuist waren, zonder dat overigens is vastgesteld of deze gegevens onjuist waren. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De raad stelt marginaal toetsend met betrekking tot het derde klachtonderdeel vast dat niet kan worden gezegd dat de feitelijke onderbouwing van de dagvaardingen, mede gezien het concrete bewijsaanbod in de dagvaardingen, evident in strijd is met hetgeen een behoorlijk behandelend advocaat betaamt en in strijd komt met de zorgplicht van een advocaat jegens de wederpartij, zodat de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond acht. De raad weegt vervolgens bij het bepalen van de maatregel mee dat verweerder en gemachtigde van klaagster elkaars wederpartij zijn in meerdere lopende procedures, waarbij de emoties hoog oplopen. Verweerder heeft zich met betrekking tot een aantal van deze procedures bij deze raad moeten verantwoorden naar aanleiding van klachten, waarbij enkel het achterwege laten van sommaties een tuchtrechtelijk verwijtbaar nalaten oplevert. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, alsmede gelet op het nagenoeg schone tuchtrechtelijke verleden van verweerder, ziet de raad aanleiding om geen maatregel op te leggen.