Naar boven ↑

Rechtspraak

Voorzittersbeslissing. Klacht betreft het verwijt dat: a) verweerder zonder klager daarvan op de hoogte te stellen, contact heeft opgenomen met de advocaat die klager in hoger beroep heeft bijgestaan; b) de hoogte van de factuur niet in verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden; c) verweerder heeft geweigerd de factuur op naam te stellen van B.V. X. Ten aanzien van klachtonderdeel a blijkt niet dat klager verweerder op enigerlei wijze te kennen heeft gegeven het niet op prijs te stellen indien verweerder met deze advocaat contact zou opnemen. Derhalve valt niet in te zien op welke wijze het onder dit klachtonderdeel bedoelde handelen van verweerder klachtwaardig zou zijn. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat declaratiegeschillen in het algemeen niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter behoren, tenzij blijkt van excessief declareren. Klagers hebben niet, althans onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van excessief declareren. De voorzitter heeft ook overigens niet kunnen vaststellen dat sprake is geweest van excessief declareren. Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat, anders dan klagers stellen, uit de stukken in het dossier niet blijkt dat verweerder heeft geweigerd de factuur op naam van B.V. X te stellen. Klacht kennelijk ongegrond.