Rechtspraak
Verwijt dat verweerder tegen de uitdrukkelijke wens van klager in voor klager is opgetreden zowel in zijn hoedanigheid van duty counsel bij het ICC als in zijn hoedanigheid van advocaat bij de rechter-commissaris. De raad oordeelt dat verweerder, ook in zijn hoedanigheid van duty counsel, onderworpen is aan het (Nederlandse) advocatentuchtrecht en daarmee aan artikel 46 Advocatenwet en de voor een advocaat geldende gedragsregels. Daaruit vloeit voort dat een advocaat geen handelingen tegen de kennelijke wil van zijn cliënt mag uitvoeren en dat bij een onoverbrugbaar verschil van mening / inzicht de advocaat zich dient terug te trekken. Vast staat dat klager herhaalde malen verweerder kenbaar heeft gemaakt dat hij slechts bijstand wenst van zijn gemachtigde en geen prijs stelde op de bemoeienis van verweerder als duty counsel. Gelet op Gedragsregel 9 lid 2 had verweerder zich niet mogen laten toevoegen door de rechter-commissaris, althans had verweerder zich moeten terugtrekken. Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. Kostenveroordeling EUR 1.000 t.g.v. NOvA en betaling griffierecht (EUR 50) en reiskosten (EUR 50) aan klager.