Naar boven ↑

Rechtspraak

Bij een beroep op niet-ontvankelijkheid dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten enerzijds het ten gunste van klagers wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst en anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange termijn nog bij de deken en tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. De raad is van oordeel dat, zelfs al zou ervan moet worden uitgegaan dat klager (anders dan hij zelf stelt) reeds in 2013 kennis droeg van de feiten waarover hij thans klaagt, klager in zijn klacht ontvankelijk is. In dat geval zit er tussen dat moment en de datum van indiening van de klacht (2 oktober 2014) op zijn hoogst een periode van nog geen twee jaren. Dat is geen erg lange periode en de raad is daarom van oordeel dat de belangenafweging ten voordele van klager moet uitvallen