Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht over onvoldoende advisering door eigen advocaat. De raad kan niet beoordelen 1) of de wensen van klaagster zijn geïnventariseerd,  2) of deze getoetst zijn aan de juridische haalbaarheid daarvan en 3) of klaagster voldoende is voorgehouden welke risico’s de door klaagster gewenste maatregel met zich bracht. De raad is van oordeel dat verweerder klaagster had moeten waarschuwen voor de gevolgen van haar handelwijze, die door de rechter als ontoelaatbare eigen richting kon worden beschouwd en kennelijk ook is beschouwd. Nu ter zake schriftelijke vastlegging ontbreekt werkt dat in het nadeel van verweerder als professionele partij. Daardoor is niet toetsbaar voor de raad of het is gegaan zoals verweerder stelt. Schriftelijke vastlegging bij een belangrijk advies als dit - die ontbreekt - kan ook van belang zijn voor het inzicht dat een cliënt in zijn zaak behoort te worden geboden en om hem te stimuleren zich nog eens in alle rust over het gegeven advies te beraden. Een geschrift heeft een extra signaalfunctie. De raad stelt voorop dat de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Klaagster stelt dat mondeling is gesproken over een bedrag van € 15.000,-. Verweerder ontkent dat en stelt dat de in rekening gebrachte bedragen in overeenstemming zijn met de omvang van de zaak en de verrichte werkzaamheden. Hoewel het totaal in rekening gebrachte bedrag hoog voorkomt kan de raad, nu geen van beide partijen facturen en specificaties heeft overgelegd en nu niet is gesteld of gebleken wat het belang van de zaak is, niet vaststellen dat de declaraties excessief zijn.