Rechtspraak
Voorzittersbeslissing. Verwijt dat verweerder, in zijn hoedanigheid van rechtbankdeskundige en vereffenaar, heimelijk overleg heeft gevoerd met de wederpartij en/of diens advocaat en/of boekhouder. Voorts heeft de wederpartij van klagers, buiten hun medeweten, aan verweerder een specificatie van zijn vordering op klagers overgelegd, welke informatie verweerder pas tweeënhalf jaar later aan klagers heeft bekendgemaakt. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht in die zin voor hem gelden, dat indien een advocaat zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, sprake kan zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Uit de overgelegde stukken volgt dat verweerder, zowel in zijn definitieve deskundigenbericht aan de rechtbank als in het kader van de onderhavige klachtprocedure, heeft verantwoord op welke wijze hij te werk is gegaan. Van heimelijkheid is niet gebleken. Uit de stukken is niet gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn taak als vereffenaar en benoemd deskundige zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.