Rechtspraak
Klacht tegen advocaat in privéhoedanigheid. Verwijten dat verweerder: a) heeft meegewerkt aan een ‘een-tweetje’ met zijn advocaat en heeft geciteerd uit confraternele correspondentie; b) misbruik heeft gemaakt van het procesrecht. Met betrekking tot klachtonderdeel a) overweegt de raad dat verweerder – als ervaren advocaat – als geen ander op de hoogte dient te zijn van de voor zijn beroepsgroep geldende gedragsregels. De raad leidt uit uitlatingen van verweerder af dat hij welbewust de keuze heeft gemaakt om tijdens een zitting te citeren uit confraternele correspondentie, terwijl hij wist dat dit een advocaat niet is toegestaan. Door met deze wetenschap desondanks 'met zijn burgerpet op’ de inhoud van de gevoerde onderhandelingen bekend te maken miskent hij de strekking van de gedragsregel en treedt hij de waarborg die deze zijn beroepsgroep beoogt te bieden met voeten. Voor wat betreft het verwijt dat verweerder heeft meegewerkt aan een ‘een-tweetje’ met zijn advocaat, overweegt de raad dat verweerder deze stelling uitdrukkelijk heeft betwist, terwijl de raad op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting de juistheid van deze stelling niet kan vaststellen. Daarom is het klachtonderdeel in zoverre ongegrond. Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat partijen ten aanzien van dit verwijt verschillende standpunten hebben ingenomen, waarbij verweerder het verwijt van klagers gemotiveerd heeft betwist. De juistheid van de stelling van klagers is niet gebleken. Klachtonderdeel a) is deels gegrond, klachtonderdeel b) is ongegrond. Waarschuwing, betaling griffierecht aan klagers en kostenveroordeling EUR 1.000,- ten gunste van de NOvA.