Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht tegen advocaat die optrad als advocaat van een kantoorgenoot. Verwijten dat verweerder: a) klagers rauwelijks heeft gedagvaard; b) onjuiste gegevens heeft verstrekt; c) confraternele correspondentie heeft overgelegd, althans daaruit heeft geciteerd, dan wel zijn cliënt daaruit heeft laten citeren, en heeft meegewerkt aan een ‘een-tweetje’ met zijn cliënt; d) klagers bij brief van 19 december 2014 rechtstreeks heeft aangeschreven, terwijl geen sprake was van een aanzegging met rechtsgevolg; e) misbruik heeft gemaakt van het procesrecht. Klachtonderdeel a) is gegrond. Klachtonderdelen b) en e) zijn ongegrond. Met betrekking tot klachtonderdeel c) staat vast dat de cliënt van verweerder, zijnde zijn kantoorgenoot, ter comparitie van partijen heeft geciteerd uit confraternele correspondentie. De omstandigheid dat verweerder niet zelf uit de confraternele correspondentie heeft geciteerd, kan hem niet disculperen. Verweerder oefende ten tijde van de comparitie van partijen het beroep van advocaat reeds meerdere jaren uit en diende derhalve op de hoogte te zijn van de voor hem geldende gedragsregels. Klachtonderdeel c) is in zoverre gegrond. Klachtonderdeel d) is eveneens gegrond, nu uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat de advocaat van klagers verweerder toestemming heeft gegeven om rechtstreeks met klagers in verbinding te treden. De uitzondering genoemd in het tweede lid van gedragsregel 18 is derhalve niet van toepassing. Bovendien volgt niet uit de brief dat dat een ingebrekestelling – en daarmee een aanzegging met rechtsgevolg – betrof. Nu het verweerder bekend was dat klagers door een advocaat werden bijgestaan, had verweerder zijn brief niet rechtstreeks aan klagers mogen zenden. Waarschuwing, betaling griffierecht aan klagers en kostenveroordeling EUR 1.000,- ten gunste van de NOvA.