Rechtspraak
Beslissing op verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet. De raad is met de deken van oordeel dat gelet op de feiten de aan verweerder toevertrouwde belangen van zijn cliënten ernstig gevaar lopen, zodat een spoedvoorziening in de vorm van een schorsing in de praktijkuitoefening geïndiceerd is. De raad overweegt daartoe met betrekking tot de kantoororganisatie als volgt. Verweerder heeft een advocatenkantoor opgericht waarin hij als enige advocaat werkzaam is. Vaststaat dat niet verweerder, maar voornamelijk anderen, die in dienst zijn van het kantoor, dan wel een samenverkingsverband hebben met verweerder, de dienstverlening aan de cliënten verrichten. Door de manier van communicatie heeft verweerder op zijn minst de schijn gewekt dat er meerdere advocaten werkzaam zijn op het kantoor. Voorts wordt nagenoeg uitsluitend met de digitale handtekening van verweerder gewerkt. Meerdere personen binnen het kantoor hebben toegang tot deze handtekening, zodat onduidelijk en oncontroleerbaar is of de advocaat, in casu verweerder, de werkzaamheden verricht. Met betrekking tot de financiële integriteit overweegt de raad dat verweerder met het grote aantal LAT-aanvragen dat hij in de onderzochte periode heeft laten uitgaan en waarin niet of nauwelijks werkzaamheden zijn verricht en onder welke werkzaamheden slechts enkele van zijn hand lijken te zijn, in strijd heeft gehandeld met de op hem rustende verplichting tot financiële integriteit en op zijn minst genomen de schijn heeft gewekt dat hij hiermee zonder hiervoor verantwoording af te hoeven leggen snel en gemakkelijk geld heeft willen verdienen. Ten slotte overweegt de raad dat verweerder zich tijdens de onderzoeken van de deken en de Raad voor Rechtsbijstand hardop heeft afgevraagd of hij verantwoordelijk kan worden gehouden voor het handelen van anderen op zijn kantoor. De raad beantwoordt deze vraag bevestigend. Voorts verontrust het de raad ten zeerste dat verweerder het kwalijke van zijn handelen niet inziet en de verantwoordelijkheid op deze manier afwentelt. In dit licht ziet de raad ook de klachten die verweerder heeft ingediend tegen iedereen die het foutieve van zijn handelen blootlegt. De raad wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder op de voet van artikel 60ab Advocatenwet met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk als advocaat.