Rechtspraak
Beslissing op verzet. Klacht tegen advocaat wederpartij. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij: a) misbruik heeft gemaakt van procesmiddelen en procesrecht, alsmede zich schuldig heeft gemaakt aan voortgezette processtalking; b) de rechterlijke macht heeft misleid door beschuldigingen en stellingen van haar cliënte over te nemen, terwijl zij weet dat deze feitelijk onjuist en misleidend zijn; c) processtalking bevordert door middel van belastingfraude, gelet op de wijze waarop verweerster aan haar cliënte factureert; d) misbruik van haar positie als advocaat heeft gemaakt, door zonder rechterlijk bevel aan de politie te verzoeken klagers zoon op 13 november 2015 bij hem weg te halen en over te dragen aan haar cliënte. Verzet en klacht ten aanzien van klachtonderdelen a, b en d gegrond. Verweerster heeft met haar handelen de grens tussen hetgeen als advocaat toelaatbaar is en ontoelaatbaar is ernstig overschreden. Dit wringt temeer nu de ex-echtelieden in het onderhavige geval reeds op gespannen voet met elkaar leefden met betrekking tot de omgangs- en zorgregeling van hun minderjarige zoon. Het had, hoe lastig dit wellicht in dergelijke situaties ook kan zijn, in de rede gelegen dat verweerster zich zoals een behoorlijk advocaat betaamt had ingezet om de onderlinge verhouding te verbeteren in plaats van deze op scherp te zetten. Het is geenszins uitgesloten dat verweerster daarmee de belangen van haar cliënte juist beter zou hebben gediend. Verzet ten aanzien van klachtonderdeel c ongegrond. Berisping. Kostenveroordeling t.b.v. klager en de NOvA.