Rechtspraak
Klagers verwijten verweerster dat zij: a) bewust onjuiste informatie aan klagers en de rechtbank heeft verstrekt, althans dat zij de door haar cliënte verstrekte informatie niet heeft gecontroleerd terwijl deze “bijzonder ongeloofwaardig” was; b) niet binnen bekwame tijd op brieven reageert en c) in de aanloop naar het getuigenverhoor contact heeft gehad met de ex-medewerkster van haar cliënte. Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de raad dat de betreffende verklaring van haar cliënte verweerster niet noopte tot verificatie van de juistheid daarvan. Verweerster mocht er van uit gaan dat de door haar cliënte aan haar verstrekte informatie juist was. Klachtonderdeel b) is eveneens ongegrond. Hoewel een reactietermijn van 5 weken naar het oordeel van de raad weliswaar lang is, acht de raad dit late reageren door verweerster niet klachtwaardig. Verweerster heeft immers onweersproken gesteld niet eerder te hebben kunnen reageren omdat zij eerst inhoudelijk met haar cliënte diende te overleggen en opgemerkt dat er in de brief ook geen reactietermijn was genoemd. Bovendien is de klacht ingediend op de dag dat klager verweerster de eerste herinnering heeft gezonden. Ook klachtonderdeel c) acht de raad ongegrond aangezien sprake is van de uitzonderingssituatie als bedoeld in gedragsregel 16 lid 3.