Naar boven ↑

Rechtspraak

De vader van klagers is overleden. De heer H. is tot executeur benoemd. Klagers zijn meerdere procedures tegen de heer H. gestart, in welke procedures verweerder de heer H. heeft bijgestaan. Klachtonderdeel d) betreft het verwijt dat verweerder de kosten die de onderhavige klachtprocedure met zich brengt ten laste brengt van de nalatenschap. De raad acht dit klachtonderdeel gegrond. Door verweerder is weliswaar betwist dat hij zou hebben gezegd dat hij zich voor zijn werkzaamheden in de klachtprocedure laat betalen door de boedelrekening, maar hij betwist als zodanig níet dat de betalingen voor deze werkzaamheden aan hem inderdaad vanaf de boedelrekening plaatsvinden. Deze werkzaamheden verricht verweerder echter niet in het belang van de nalatenschap maar uitsluitend in zijn eigen belang. Gelet daarop geeft het geen pas voor die werkzaamheden door de boedel te laten betalen. Klachtonderdeel e) betreft het verwijt dat verweerder namens de heer H. een voorstel heeft gedaan dat hij niet gestand wilde doen. Verwezen wordt naar een schikkingsvoorstel van 2 november 2015 dat drie dagen geldig bleef. Op de laatste dag van de termijn, 5 november 2015, is de hoger beroep dagvaarding – inclusief de grieven – al uitgebracht. Dit klachtonderdeel is eveneens gegrond. Door reeds voor afloop van de termijn de dagvaarding met grieven op te stellen en te laten betekenen, heeft verweerder jegens klagers onzorgvuldig en klachtwaardig gehandeld. Nu hij daarmee bovendien onnodig kosten heeft gemaakt die ten laste van de nalatenschap kwamen, tilt de raad aan dit handelen zwaar. Klacht voor het overige ongegrond. Berisping.