Naar boven ↑

Rechtspraak

Klaagster en verweerder zijn zus en broer. De broer is tevens advocaat. Tussen beiden wordt al jarenlang geprocedeerd. Verweerder treedt daarbij de ene keer op als advocaat en de andere keer in privé-hoedanigheid. Daardoor is het niet altijd goed mogelijk zijn hoedanigheid in het specifieke geval te onderscheiden. Deze vermenging brengt met zich dat twee klachtonderdelen gegrond worden verklaard. Allereerst heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld door aan een door hem ingeschakelde advocaat een ten name van de moeder van partijen gestelde volmacht ter beschikking te stellen. De moeder was namelijk niet meer in staat een volmacht af te geven. Daarnaast heeft die advocaat een valse factuur in het geding gebracht. En verweerder moet worden geacht daarmee te hebben ingestemd. In beide gevallen is de handelwijze van verweerder schadelijk voor het vertrouwen in de advocatuur en in zijn eigen beroepsuitoefening. Voor het overige is de klacht ongegrond. Mede gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder legt de raad een onvoorwaardelijke  schorsing voor de duur van 2 weken op.