Rechtspraak
Dekenbezwaar. Verweerder wordt verweten advocatuurlijke werkzaamheden te hebben verricht tijdens de periode van schorsing en zich niet te hebben gehouden aan afspraken met de deken. De deken heeft verweerder vooraf uitvoerig schriftelijk uiteengezet wat de schorsing inhield en wat de gevolgen daarvan waren. Tevens zijn duidelijke afspraken gemaakt met de deken, o.m. over het informeren van de cliënten en de waarneming van de praktijk van verweerder. Door tijdens de schorsing een brief te sturen naar een cliënt, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het bezwaar is gegrond. Maatregel: twee weken voorwaardelijke schorsing met een proeftijd van één jaar.