Naar boven ↑

Rechtspraak

Klaagster verwijt verweerder dat hij in een procedure die is aangevangen bij dagvaarding van september 2011 bewust onjuiste stellingen heeft ingenomen. Het hof is, net als de raad, van oordeel dat de klacht pas op 6 maart 2017 is ingediend en dus te laat (art. 46g lid 2 Aw). Klaagster heeft verweerder in 2015 dezelfde verwijten gemaakt als waarover zij zich later bij de deken heeft beklaagd. Klaagster maakt niet inzichtelijk dat en waarom het tot 2015 heeft moeten duren voordat het haar duidelijk is geworden, althans redelijkerwijs duidelijk had kunnen en moeten zijn, dat sprake was van bekendheid bij verweerder van de onjuistheid van de door hem ingenomen stellingen. Aldus is niet komen vast te staan dat klaagster eerst drie jaar voor het indienen van de klacht (maart 2014) van de verweerder verweten gedragingen op de hoogte is geraakt. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klacht. Bekrachtiging.