Naar boven ↑

Rechtspraak

Zie ook 18-413/A/A. Dekenbezwaar. Verweerder heeft geen, althans geen afdoende verklaring kunnen geven voor zijn handelwijze, eruit bestaande dat hij creditfacturen heeft gestuurd aan Dumapa Holding B.V. en LW Holding B.V., nieuwe facturen heeft gericht aan de Stichting, waarbij het aan Dumapa Holding B.V. en LW Holding B.V. uitstaande bedrag is opgeknipt in kleinere bedragen en er “voorschot” op de (deel-)facturen aan de Stichting is gezet. Dit betreft kennelijk een onjuiste en misleidende weergave van de werkelijke bedoeling van partijen. Uit de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat verweerder een en ander op deze wijze heeft ingestoken teneinde te voorkomen dat toezichthouder(s) zou/zouden bemerken dat de Stichting zorgdroeg voor betaling – naar men moet aannemen uit publieke middelen – van declaraties aan derde/commerciële partijen. Aldus heeft verweerder een constructie voorgesteld die erop neerkomt dat met de (feitelijk) bestuurster van Stichting, mevrouw C, een afspraak werd gemaakt die de toezichthouder(s) (mogelijk) als niet geoorloofd zou/zouden aanmerken. Bezwaar in beide onderdelen gegrond. Voorwaardelijke schorsing van vier weken (één maatregel voor de onderhavige zaak en de heden gegrond verklaarde klacht).