Rechtspraak
Voorzittersbeslissing: klager beklaagt zich over de gang van zaken bij het onderzoek door de deken naar zijn klacht jegens mr. T. De voorzitter is van oordeel dat het verweerder op grond van de voor hem geldende regelingen - in zowel in de Advocatenwet als in de Leidraad, waaronder het bepaalde in artikel 3.4 - vrij stond om aan mr. T. nader uitstel te verlenen zoals hij om hem moverende redenen heeft gedaan en tevens om de daarna te laat ontvangen reactie van mr. T. alsnog aan het klachtdossier voor de raad van discipline toe te voegen. Een deken heeft immers een grote vrijheid om een klacht te onderzoeken zonder daarbij gebonden te zijn aan dwingende bepalingen en termijnen. Anders dan klager stelt, bestaat geen verplichting voor een deken om een klacht op verzoek van een klager direct door te zenden naar de raad van discipline. Integendeel, op grond van de in deze geldende regelingen als door verweerder genoemd, was verweerder juist verplicht om de klacht van klager jegens mr. T. eerst te onderzoeken. Klacht kennelijk ongegrond.