Naar boven ↑

Rechtspraak

Advocaat te Bonaire

De Wet versterking cassatierechtspraak is op 1 juli 2012 in werking getreden. Bij deze gelegenheid is onder meer artikel 9j Advocatenwet ingevoerd en is artikel 407 vierde lid Rv gewijzigd. Het beroep van appellant is op deze nieuwe wetgeving gebaseerd. Appellant stelt zich op het standpunt dat de secretaris hem niet hetzelfde behandelt als andere advocaten in Nederland en dat het besluit tot afwijzing van zijn verzoek is gebaseerd op een onjuiste interpretatie van artikel 8 Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen. Voor de beoordeling is het volgende van belang.

-            Appellant is advocaat op Bonaire en volgens artikel 2 lid 5 van de Advocatenlandsverordening 1959 bevoegd om in de Nederlandse Antillen het beroep van advocaat uit te oefenen.

-            De Wet versterking cassatierechtspraak is ingevoerd teneinde de kwaliteit van de cassatierechtspraak te versterken. Daartoe worden eisen van deskundigheid aan advocaten gesteld; de wetgever heeft aan de Nederlandse Orde van Advocaten opgedragen om dienaangaande bij verordening regels op te stellen, die gelden voor alle in Nederland ingeschreven advocaten. In verband hiermee is onder meer artikel 9j Advocatenwet ingevoerd, welk artikel bepaalt op welke wijze en onder welke voorwaarden advocaten een (voorlopige) aantekening op het tableau van hun inschrijving bij de HR kunnen verkrijgen. Blijkens artikel 1 lid 1 Advocatenwet betreft dit advocaten, die zijn ingeschreven op het tableau van de NOvA.

-            Appellant is niet ingeschreven op het tableau van de Nederlandse orde van advocaten, maar wel ingeschreven als advocaat op Bonaire.

Appellant stelt dat de secretaris in strijd met het discriminatieverbod uit art. 1 Grondwet handelt door inschrijving te weigeren. Het hof is van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen nu appellant niet op het tableau van de NOvA staat ingeschreven en hij derhalve niet aan de vereisten voor toepassing van art. 9j Advocatenwet voldoet. Dat appellant Nederlander is maakt dit niet anders. Het is niet aan het hof om het verschil in behandeling tussen binnen het Koninkrijk gevestigde advocaten van Nederlandse nationaliteit op grond van de hiervoor besproken nieuwe wettelijke bepalingen te beoordelen. Appellant beroept zich tevens op art. 407 4de lid Rv. Dit beroep kan hem niet baten nu deze bepaling met zich brengt dat appellant, als hij een cassatieadvocaat wenst in te schakelen zich niet meer, zoals dat tot 1 juli 2012 wel het geval was, dient te wenden tot een advocaat die gevestigd is in het arrondissement Den Haag, maar zich kan wenden tot een advocaat die op het tableau van de NOvA staat ingeschreven en tevens beschikt over de aantekening als bedoeld in art. 9j Adv.w.